Gereserveerd optimisme

Covfefe. De inmiddels verwijderde tweet van Trump was even vermakelijk als verontrustend. Een broekzaktweet (als het dat al was) van de machtigste man van de Verenigde Staten komt uiteindelijk weinig vertrouwenwekkend over.

Afgelopen maand bleek uit onderzoek van Pew Research, een onafhankelijk onderzoeksbureau, dat het vertrouwen van de Amerikaanse bevolking in de overheid op een historisch dieptepunt is beland. Sinds de meting in 1958 startte gaf niet eerder slechts 20% van de ondervraagden aan dat de overheid doorgaans juist handelt. Het is te kort door de bocht om de erosie van het vertrouwen in instituties geheel op het conto van Trump te schrijven, want de neerwaartse trend was al rond het begin van het nieuwe millennium ingezet. Sterker, het breed gedragen cynisme en onbehagen over het functioneren van de overheid heeft de Amerikaanse kiezer afgelopen jaren wellicht juist ontvankelijk gemaakt voor een populistische boodschap van een politieke outsider die beloofde het politieke moeras te dempen.
De ironie is dat het moeras allesbehalve gedempt is in de startfase van Trumps presidentschap. Maar doet het wantrouwen van de kiezer en het zompige politieke spel in Washington er eigenlijk wel toe voor de economie en beurzen van de Verenigde Staten? Want wie vervolgens naar de conventionele vertrouwensindicatoren van de economie in de Verenigde Staten kijkt, zal opgelucht ademhalen. Indicatoren van producenten- en consumentenvertrouwensindicatoren als ISM, PMI en Philly Fed wijzen allemaal op expansie van de economische activiteit. De pessimistische burger uit de Pew enquête transformeert zich in de rol van consument en inkoopmanager kennelijk opeens tot optimist die een gezond vertrouwen heeft in de economie. Doet overheidsbeleid er in de publieke opinie dan niet meer toe voor economische welvaart of is hier sprake van collectieve schizofrenie?
Geen van beiden. Een mogelijke verklaring is dat met een werkloosheid van 4,3% in de VS de economie al zo sterk is dat het even niet uitmaakt hoe de overheid functioneert. Een lekke band door achterstallig onderhoud aan het wegdek of een hogere premie door het afschaffen van Obama-care is vervelend, maar de kosten zijn voor de gemiddelde ondernemer of huishouden momenteel niet iets om wakker van te liggen. In een omgeving van dalende werkloosheid, stijgende lonen, florerende huizenmarkt en records op de beurs kan de portemonnee het gerommel in Washington nog wel verdragen. Daarnaast is er nog duidelijk hoop aanwezig op realisatie van de toegezegde belastingverlagingen.
Toch blijkt die optimistische consument in de Verenigde Staten onderhuids een stuk gereserveerder dan hij zich gezien de gezonde kasstromen kan veroorloven. Afgelopen decennium is veel literatuur verschenen over de relatie tussen vertrouwen in de eigen instituties en economische groei van een land. De onderzoeksresultaten wijzen vaak uit dat een lager vertrouwen in de eigen instituties gerelateerd is aan een lager economisch groeipad in het betreffende land. Wie minder vertrouwen heeft in de manier waarop de maatschappij is geordend gaat consumptie uitstellen. En dat is precies wat we zien. Het normale patroon is dat de besparingen gedurende de cyclus afnemen (zo daalde de spaarquote halverwege de expansie fase van 2001-2007 tot slechts 1,9%), maar dat patroon lijkt zich vooralsnog niet te herhalen. De besparingen van huishoudens als percentage van het besteedbaar inkomen in de Verenigde Staten zijn momenteel 5,3% en daarmee beduidend hoger dan de gemiddelde 3,8% die we in de periode 2001-2007 zagen.

Het verbaast dan ook niet dat de consumptiegroei sinds 2009 cumulatief zelfs de laagste is van een expansiefase na een recessieperiode. Het optimisme in de standaard vertrouwensindicatoren ten spijt; de consument legt niet al zijn kaarten op tafel. Net als Trump.

Het bericht Gereserveerd optimisme verscheen eerst op The Asset.

Lees hier het hele artikel

juni 21 09:50 2017 Print dit artikel